Er zijn veel woonzorgcentra waar de bewoners de mogelijkheid krijgen om hun eigen kamer in te richten op enkele meubelstukken na, zoals bijvoorbeeld het bed.
Hierdoor kunnen ze zich beter nestelen in de kamer, wat de attachment to place ten goede komt.
Ouderen aan het woord over eigen inrichting
“Al wat hier staat is van mij, hier stond niks, ‘t was een lege kamer, juist het bed stond daar.”
“Ik heb hier mijn muziekinstallatie, ik heb hier mijn tv en radio. Al mijn dvd’s, allemaal van mij thuis.”
“Ik had ook heel veel schilderijen maar ik heb die allemaal moeten achterlaten, allemaal uitgedeeld aan vrienden en kennissen.”
“Je kan niet heel den boel van thuis meenemen naar hier hè, je pakt het voornaamste mee. Je moet u erover zetten hè.
Mijn vrouw en ik hebben het ook moeilijk gehad.”
“Ik heb geen eigen meubelen, maar het mag wel”
“De badkamer is hier heel handig, de wanden die je kunt verschuiven, dat is niet slecht”
“Ik vind de verlichting hier heel ongezellig”
“Aan de lichtknoppen kun je niet aan, als je in bed ligt, het moet dichter staan”
“Die hebben mij niks gevraagd, ik heb alles van thuis genomen.”
“Nee, ik heb alles zelf ingericht en dat is allemaal oké voor mij.”
“Ik heb mijn kamer zelf ingericht dus ik kan zelf beslissen. Ik heb mijn eigen meubels mogen plaatsen. “
“De meeste mensen hebben hun eigen meubels.”
“Mijn bed mag ik niet verzetten, want het heeft te maken met de veiligheid.
Dus het moet in het midden staan, want de verzorgsters moeten er rond kunnen.
Met een rollator moet ik bochten doen en dat is het nadeel. “
“Ik heb veel, en ge moet ni veel bijhouden want op een zeker moment moet ge het allemaal kwijtgeraken.”
‘We mogen meubels van thuis meebrengen.’ ‘Hij lag in het ziekenhuis en ondertussen hebben onze kinderen al onze meubels verkocht.’
‘De hoofdverpleegster (is familie van ons) heeft ervoor gezorgd dat we terug wat meubeltjes hebben.’ ‘Van onze jongste hebben we een nieuwe kleerkast gekregen.’
‘We vinden de inrichting in onze kamer goed.’ ‘Als we onze meubels nog hadden, dan hadden we ze hier gezet.’
‘We zouden dus liefst onze eigen meubels hebben meegebracht.’ ‘Ik mis wel mijn wasmachine en mijn strijkijzer. Dat is allemaal weg.’
“Dat is nog een heel oud kastje van mijn ouders, dat mocht ik ook meebrengen naar hier, net zoals de andere kastjes en TV.
Dus dat mag je hier allemaal wel zeggen ja. Het bed is wel van hier.”
“Ik ben niet jaloers dat andere mensen in een paradijs wonen en ik maar in een gewoon kamertje, ik ben content met hetgeen dat ik heb.”
“Ze vragen: welk wil je hebben? Ik heb hier een foto van mijn ouders staan.
Mijn dochter is meubelen gaan kopen in de Ikea, want hier was geen kleerkast. Die van de Ikea zijn hem hier komen installeren.”
“Eerst wilde ik die meubels niet, omdat ik klassiek ingesteld ben.”
“Als ik een ander tafellaken zou willen, vraag ik dat. Maar ik heb dat niet nodig. Ik zen content.”
“Ik heb hier mijn muziekinstallatie, ik heb hier mijn tv en radio. Al mijn dvd’s, allemaal van mij thuis.”
“Ik had ook heel veel schilderijen maar ik heb die allemaal moeten achterlaten, allemaal uitgedeeld aan vrienden en kennissen.”
“Je kan niet heel den boel van thuis meenemen naar hier hè, je pakt het voornaamste mee. Je moet u erover zetten hè.
Mijn vrouw en ik hebben het ook moeilijk gehad.”
“Ik heb geen eigen meubelen, maar het mag wel”
“De badkamer is hier heel handig, de wanden die je kunt verschuiven, dat is niet slecht”
“Ik vind de verlichting hier heel ongezellig”
“Aan de lichtknoppen kun je niet aan, als je in bed ligt, het moet dichter staan”
“Die hebben mij niks gevraagd, ik heb alles van thuis genomen.”
“Nee, ik heb alles zelf ingericht en dat is allemaal oké voor mij.”
“Ik heb mijn kamer zelf ingericht dus ik kan zelf beslissen. Ik heb mijn eigen meubels mogen plaatsen. “
“De meeste mensen hebben hun eigen meubels.”
“Mijn bed mag ik niet verzetten, want het heeft te maken met de veiligheid.
Dus het moet in het midden staan, want de verzorgsters moeten er rond kunnen.
Met een rollator moet ik bochten doen en dat is het nadeel. “
“Ik heb veel, en ge moet ni veel bijhouden want op een zeker moment moet ge het allemaal kwijtgeraken.”
‘We mogen meubels van thuis meebrengen.’ ‘Hij lag in het ziekenhuis en ondertussen hebben onze kinderen al onze meubels verkocht.’
‘De hoofdverpleegster (is familie van ons) heeft ervoor gezorgd dat we terug wat meubeltjes hebben.’ ‘Van onze jongste hebben we een nieuwe kleerkast gekregen.’
‘We vinden de inrichting in onze kamer goed.’ ‘Als we onze meubels nog hadden, dan hadden we ze hier gezet.’
‘We zouden dus liefst onze eigen meubels hebben meegebracht.’ ‘Ik mis wel mijn wasmachine en mijn strijkijzer. Dat is allemaal weg.’
“Dat is nog een heel oud kastje van mijn ouders, dat mocht ik ook meebrengen naar hier, net zoals de andere kastjes en TV.
Dus dat mag je hier allemaal wel zeggen ja. Het bed is wel van hier.”
“Ik ben niet jaloers dat andere mensen in een paradijs wonen en ik maar in een gewoon kamertje, ik ben content met hetgeen dat ik heb.”
“Ze vragen: welk wil je hebben? Ik heb hier een foto van mijn ouders staan.
Mijn dochter is meubelen gaan kopen in de Ikea, want hier was geen kleerkast. Die van de Ikea zijn hem hier komen installeren.”
“Eerst wilde ik die meubels niet, omdat ik klassiek ingesteld ben.”
“Als ik een ander tafellaken zou willen, vraag ik dat. Maar ik heb dat niet nodig. Ik zen content.”